Instructies voor het correct gebruik van de zaagband
Hoe een bandzaagblad correct te gebruiken in 8 stappen
1. Controleer, voordat u de zaagband instelt, op een juiste afstelling en slijtage van de bandgeleiders. Lagers en hardmetalen platen moeten in goede staat zijn alsook de juiste afstelling hebben. De afstands-aanspanning van de zijgeleider wordt aanbevolen om 0,03-0,4 mm toe te voegen aan de banddikte. De achterrandgeleider kan een lager of een hardmetalen plaat zijn en mag de achterrand van de zaagband net raken en naar beneden duwen. De zaagband moet parallel blijven aan de zaagvoeding en de tolerantie wordt aanbevolen tussen 0,03-0,05 mm. Elke verkeerde instelling of slijtage zal interferentie veroorzaken.
2. Controleer de status en de verdunning van de koelvloeistof, dat twee belangrijke functies heeft:
-Voorkomt oververhitting en verlengt dus de levensduur van de zaagband.
-Voorkomt bevestiging van spaanders aan de groef van de tanden of aan het werkstuk en maakt evacuatie vanuit het snijgebied mogelijk.
3. Controleer de overeenstemming van de tandrichting met de draairichting. Monteer de zaagband met de plastic tand-bescherming. U kan dit later verwijderen, dit is enkel om te voorkomen dat u zichzelf verwondt en/of de tanden zou beschadigen, met als gevolg schokken of glijden van uw zaagband.
4. Rek het blad uit met, indien mogelijk op uw zaagmachine, de juiste kalibratie-indicatoren, pas anders de juiste belastingswaarde toe die overeenkomt met 20 tot 25 kg/mm2 van het blad gedeelte. Het wordt aanbevolen om de zaagband aan het einde van de dag of het einde van de productiecyclus gedeeltelijk los te maken.
5. Vergrendel het stuk in de bankschroef, doe dat met het idee dat een juiste positionering en maximale klemdruk erg belangrijk zijn voor een perfecte zaag uitvoering. Elke onverwachte beweging tijdens het zagen kan krassen op de tanden en/of breken van de zaagband veroorzaken.
6. Benader zoveel mogelijk de bladgeleiders naar het werkstuk, zodat alleen het deel van het blad dat snijdt vrij blijft om afwijkingen en buiging te voorkomen die het blad zouden kunnen overbelasten.
7. Net als alle andere gereedschappen hebben ook zaagbanden een inbraak nodig om betere prestaties en een langere levensduur te verkrijgen. De snijkanten van een nieuwe band zijn zeer scherp en om de snijkrachten te kunnen weerstaan is een aanpassings- en afvlak-proces nodig. Ga als volgt te werk:
-Selecteer de snijparameters op basis van de dimensies en het type materiaal.
-Stel de juiste snijsnelheid in.
-Verminder de toevoer van ongeveer 30/40 % voor laag- tot midden-gelegeerde materialen en 15/20 % voor hooggelegeerde materialen.
-Begin met zagen door de band voorzichtig naar het te-zagen-stuk te brengen om een langzame en niet-invasieve snede uit te voeren. Wanneer de band volledig in het werkstuk is gedrongen, verhoogt u de invoersnelheid en snijdt u. Controleer of er een juiste vorming van spaanders is. Verhoog geleidelijk de voeding totdat de optimale waarde is bereikt.
-Deze cyclus moet worden uitgevoerd door een totale oppervlakte van ongeveer 250 tot 350 cm2 af te zagen. Verlaag geleidelijk de rotatiesnelheid van de band als tijdens het gebruik een buitensporige trilling of geluid wordt opgemerkt.
8. Vanaf de zaagband klaar is met inbreken, zaagt u met de aanbevolen parameters.